donderdag 28 april 2011

Samenvatting theorieles 28-4

Opposities overzicht.

Rijk van de natuur

Rijk van de vrijheid

Fysische wereld

Ethische wereld

Feiten

Normen

Fenomenaal

Noumenaal

Theoretische rede

Praktische rede

Kennen (begrippen)

Denken (ideeën)

Determinisme

Vrijheid

Neiging

Plicht

Natuurwetten

Zelfbepaling van de wil

Hypothetische imperatief

Categorische imperatief

Mens = rede (logos, Aristotles)

Oordelen (Kant)

Nu: Taal

-Waarheid / kennen is Fysische. = determinisme = oorzaken, tijd/ruimte, ding/ eigenschaps, kwaliteit/ energie.

Newton natuurwetten is fysisch= zedelijke wet

-Goede/de wil / handelen/ideeën (god/geloof)

-Schoonheid / zintuigen

Typering van deze wetmatigheid (Kant)

-Universeel: volstrekt algemeen geldig

-Noodzakelijk: wat onvermijdelijk moet gebeuren

-A priori (alles, oorzaak): onafhankelijk van wat in de ervaring gegeven is; onafhankelijk wat in de ervaring gegeven is. Voorbeeld: Alles heeft een oorzaak

Probleem voor de ethiek

-Voor zover we onderdeel zijn van de fysische werkelijkheid, is ons gedrag volstrekt afhankelijk van externe oorzaken

-In die mate wordt al ons gedrag gedetermineerd door natuurwetten

-In die mate zijn wij niet vrij om zelf ons gedrag te bepalen

-Dan lijkt vrij handelen en dus ook een ethiek onmogelijk

Morele is alleen mogelijk onafhankelijk van externe oorzaken (negatief)

-Dus onafhankelijk van de omstandigheden waarin we verkeren.

-Dus onafhankelijk van onze neigingen (lusten; verlangens; waar we zin in hebben)

-Dus onafhankelijk van ons gedrag

-Dus onafhankelijk van de gevolgen die we kunnen voorzien (afwijzing van alle geluks ethiek; deugdethiek en utilitarisme)

Het morele is dus alleen mogelijk als zelfbepaling (positief)

-Ik moet zelf de oorzaak zijn (vrijheid; onafhankelijkheid)

-Ik moet het zelf bepalen (autonomie)

-Ik moet zelf willen (de goede wil)

Het morele in de alledaagse ervaring volgens Kant

-wat je moet doen

-het principiële

-Je plicht

-Het geweten (in zijn algemeenheid)

Kant’s typering van deze plicht

-Wat onafhankelijk is van onze neigingen, gevolgen en omstandigheden (=externe oorzaken)

-wat je in elk geval moet doen (=universeel)

-wat je noodzakelijk moet doen

-Het heeft de vorm van algemene wetmatigheid (zonder inhoud)

Milgram experiment

Film the weve

De categorische imperatief (een bevel in alle gevallen)

-een bevel (imperatief) dat onvoorwaardelijk (categorisch zonder externe oorzaken) geldt

-Dit kan alleen liggen in de vorm van het wetmatige:

-Universaliteit: wat voor volstrekt alle gevallen geldt

-Noodzakelijkheid: wat je onvermijdelijk moet doen

-Dit is de vorm van de rede zelf: je moet (noodzakelijk) willen wat je zonder tegenspraak voor alle gevallen (algemeen) kunt willen

uittreksel Kant

De mens is een denkend wezen. Je laten bepalen door lust en pijn is dierlijk. Rede zorgt ervoor dat we dit dierlijke kunnen overstijgen waarmee we een vrijheid in handelen creeeren.We zijn dan geen slaven meer van onze begeertes en gevoelens.
Dit vrije handelen is een autonoom handelen waarin het ethisch/moreel hoogstaand is om niet alleen aan je neiging ( lust/pijn) toe te geven maar volgens principes te leven., dit noemt Kant 'plicht'.
Dit soort handelen uit principes noemt Kant 'categorisch imperatief'.
Het meest absolute categorisch imperatief is het mens-zijn.
Kant pleit voor respect voor elk mens en voor alle leven.
Hij noemt de plicht om in leven te blijven; niet om het genot van het leven, maar om het respect voor het leven. Zowel zelfmoord als moord is hierbij uiteraard onethisch.
Kant pleit ook voor de plicht anderen te helpen, niet uit mededogen (want dat geeft meestal een goed gevoel = genot) maar uit respect voor elk mens.
Liegen is ook iets dat niet ethisch hoogstaand is volgens Kant, evenmin als valse beloftes doen (het gaat dan weer om belangen ipv respect). Overspel is fout omdat het meer om lust dan om respekt voor elkaar gaat.

Dus: vrij zijn = autonoom zijn = categorisch handelen vanuit rede= streven naar het hoogste respect voor mens-zijn= plicht.

En niet: je laten lijden door pijn en genot, door hypothetische imperatieven waardoor je iets doet omdat je iets wil, mensen gebruiken, ook niet ten behoeve van het algemeen welzijn en al helemaal niet om er zelf beter van te worden ('eerlijke' winkelier) of om de lust (vrije sex of verkrachting).

Datum 28-04-2011

Door: Jaap van der Feer

Nora van Krimpen

Esther Donders

Miranda van Gestel

Immanuel Kant

1.1) Wat zijn de basisbegrippen van Immanuel Kant?

Een mens onderscheidt zich van alle andere vormen van leven door zijn vermogen tot redeneren. Het is ieders plicht om redenerende wezens met respect te behandelen.
Een maxime is een categorisch imperatief als men er een natuurwet voor iedereen van kan maken.

Begrippen: Plichten, rechten, principes, rede, categorische- en hypothetisch imperatief, autonomie, heteronoom en determinisme.

1.2) Wat bedoelt Kant met vrijheid en determinisme en geef een boorbeeldje uit het dagelijks leven?

Vrijheid heeft men pas als de wil autonoom bepaald wordt door een zelf gestelde wet, niet gestuurd door anderen.

Determinisme; als natuurwetten wordt alles bepaald door voorgaande gebeurtenissen en is er in feite geen sprake van een vrije wil. Een term hiervoor is heteronoom. Denk in deze aan een biljartbal; hij beweegt, maar heeft geen vrije wil. Al zijn bewegingen worden gestuurd door de kaatsing van andere ballen.

1.3) Hoe kun je volgens Kant juist als vrij mens plichten hebben: Du kannst du sollst?

Als vrij mens met een autonome wil, wordt je niet langer gestuurd door empirisch verlangen. Alles wat je doet heeft zodoende per definitie een ethische waarde. Het is dan ook je plicht om hier moralistisch juist mee om te gaan.

Deze plichten zijn door jezelf opgestelde wetten. Je vrijheid ligt dus niet in het gehoorzamen van die wetten, maar het feit dat je ze zelf hebt opgesteld.

1.4) Wat is Kants kritiek op het consequentialisme?

Kant stelt dat iemands afwegingen pas ethisch zijn als er een morele afweging mee gepaard gaat, oftewel gebaseerd is op menselijk respect. Het is juist de rede die ons onderscheidt van dieren. Met deze rede zijn wij in staat ons echt vrij te redeneren en niet langer een slaaf te zijn van empirisch verlangen.

Het utilitarisme daarentegen is juist een toezegging aan dit verlangen. Het is immers gebaseerd op het zoeken naar genot en het vermijden van pijn; niets anders dan dierlijke driften. Als men louter volgens de rede en moraal zou handelen zou het grootste genot nooit een maatstaf mogen zijn.

Punten van kritiek:

- Kun je alleen goed handelen als je goed kunt nadenken? Oftewel zijn domme mensen slechte mensen?

- Zijn er ook uitzonderingen te bedenken op bijvoorbeeld het (kantiaanse) principe dat je niet mag liegen?

- Heb je altijd de tijd om uitgebreid na te denken voordat je iets doet? Oftewel hoe bruikbaar is het categorisch imperatief?

1.5) Wat is het verschil tussen de categorische imperatief en de hypothetische imperatief?

"Alle imperatieven nu gebieden ofwel hypothetisch ofwel categorisch. De eerste stellen de praktische noodzaak van een mogelijke handeling voor als middel om iets anders dat men wil (of toch mogelijkerwijs zou kunnen willen te) bereiken. De categorische imperatief zou dan de imperatief zijn die een handeling als voor zich zelf, zonder betrokkenheid op een ander doel, als objectief noodzakelijk presenteert (...) Wanneer nu de handeling slechts goed zou zijn voor iets anders als middel, dan is dat imperatief hypothetisch. Indien de handeling wordt gepresenteerd als goed op zich zelf, dus als noodzakelijk in een wil die met de rede, als zijn principe, overeenstemt, dan is hij categorisch.

De hypothetische imperatief is dus gericht op een ander doel, een te bereiken doel, terwijl de categorische imperatief de integriteit van de (menselijke) rede (en dus de integriteit van het denkend subject zelf) probeert te bewaren.

Categorische imperatief:

1. Betreft een moreel ‘behoren’, onafhankelijk van de wensen van het individu. Wat moreel zou moeten is absoluut geldig.

2. Men moet altijd handelen volgens een regel waarvan men zou willen dat het een algemene wet is. Oftewel, kan ik willen dat (de maxime van) mijn handeling tot algemene wet verheven wordt?

3. Men moet een mens nooit alleen als middel maar ook altijd als doel behandelen.

Voorbeeld1: Iemand ziet zich door nood gedwongen geld te lenen. Hij weet wel dat hij niet zal kunnen terugbetalen, maar realiseert zich ook dat hem niets geleend zal worden zonder zijn vaste belofte het op een bepaalde tijd terug te betalen. Hij heeft zin zo'n belofte te doen. Maar hij is nog zo gewetensvol zich af te vragen: is het niet ongeoorloofd en strijdig met de plicht zich op een dergelijke manier uit de nood te helpen?

Voorbeeld 2: Je zou (voor jezelf) überhaupt niet mogen liegen (omdat je dan je eigen rede corrumpeert)

Voorbeeld 3: je mag de ander nooit slechts als middel maar altijd ook als doel op zich moet beschouwen (terwijl je daar geen uitzonderingen op toelaat).

Hypothetische imperatief:

De hypothetische imperatief dankt zijn naam aan het feit dat het te maken heeft met een wetenschappelijk te begrijpen oorzaak-gevolg relatie. In de wetenschap bestaan geen absolute zekerheden, elke menselijke zekerheid wordt in de wetenschap verondersteld eigenlijk slechts een theorie of hypothese te zijn.

1. Betreft een praktisch ‘behoren’, afhankelijk van de wensen van het individu. Wat zou moeten is afhankelijk van de situatie

Voorbeeld: je mag niet liegen want anders verlies je je goede naam (het achterliggend doel is hier de goede naam).

1.1 Wat zijn de basisbegrippen van Immanuel Kant?

Een mens onderscheidt zich van alle andere vormen van leven door zijn vermogen tot redeneren. Het is ieders plicht om redenerende wezens met respect te behandelen.

een maxime is een categorisch imperatief als men er een natuurwet voor iedereen van kan maken.


1.2 Wat verstaat hij onder vrijheid en determinisme?


Vrijheid heeft men pas als de wil autonoom bepaald wordt door een zelfgestelde wet, niet gestuurd door anderen.


Determinisme ; als natuurwetten wordt alles bepaald door voorgaande gebeurtenissen en is er in feite geen sprake van een vrije wil. Een term hiervoor is heteronoom.Denk in deze aan een biljartbal; hij beweegt, maar heeft geen vrije wil. Al zijn bewegingen worden gestuurd door de kaatsing van andere ballen.


1.3 Waarom heb je juist als vrij mens plichten?


Als vrij mens met een autonome wil, wordt je niet langer gestuurd door empirisch verlangen. Alles wat je doet heeft zodoende per definitie een ethische waarde. Het is dan ook je plicht om hier moralistisch juist mee om te gaan.


1.4 Wat is Kants kritiek op het consequentialisme? Ben je het hiermee eens?


Kant stelt dat iemands afwegingen pas ethisch zijn als er een morele afweging mee gepaard gaat, oftewel gebaseerd is op menselijk respect. Het is juist de rede die ons onderscheidt van dieren. Met deze rede zijn wij in staat ons echt vrij te redeneren en niet langer een slaaf te zijn van imperisch verlangen.


Het utilitarisme daarentegen is juist een toezegging aan dit verlangen. Het is immers gebaseerd op het zoeken naar genot en het vermijden van pijn; niets anders dan dierlijke driften. Als men louter volgens de rede en moraal zou handelen zou het grootste genot nooit een maatstaf mogen zijn.









woensdag 27 april 2011

Wat zijn de basisbegrippen van de plichtethiek van Immanuel Kant?
Plichten, rechten, principes, rede, hypothetisch imperatief,


Wat is Kants kritiek op het consequentialisme? Ben je het met hem eens?

Bij het utilitarisme (consequentialisme) gaat het om het grootste geluk.
Iemand “gelukkig” maken is iets anders dan iemand “goed” maken.

Ik ben het hier enigzins mee eens. Je kunt iemand heel gelukkig maken door hem een groep mensen te laten vermoorden, maar “goed” is het , mijn inziens, niet.
hey werkgenootjes..
check je avansmail, heb een interessant mailtjes gestuurd over de vragen.
Ik ben in afwachting tot een reactie van jullie.. :D

maandag 25 april 2011

1.5) Wat is het verschil tussen de categorische imperatief en de hypothetische imperatief?

"Alle imperatieven nu gebieden ofwel hypothetisch ofwel categorisch. De eerste stellen de praktische noodzaak van een mogelijke handeling voor als middel om iets anders dat men wil (of toch mogelijkerwijs zou kunnen willen te) bereiken. De categorische imperatief zou dan de imperatief zijn die een handeling als voor zich zelf, zonder betrokkenheid op een ander doel, als objectief noodzakelijk presenteert (...) Wanneer nu de handeling slechts goed zou zijn voor iets anders als middel, dan is dat imperatief hypothetisch. Indien de handeling wordt gepresenteerd als goed op zich zelf, dus als noodzakelijk in een wil die met de rede, als zijn principe, overeenstemt, dan is hij categorisch.

De hypothetische imperatief is dus gericht op een ander doel, een te bereiken doel, terwijl de categorische imperatief de integriteit van de (menselijke) rede (en dus de integriteit van het denkend subject zelf) probeert te bewaren.

Categorische imperatief:

1. Betreft een moreel behoren, onafhankelijk van de wensen van het individu. Wat moreel zou moeten is absoluut geldig.

2. Men moet altijd handelen volgens een regel waarvan men zou willen dat het een algemene wet is. Oftewel, kan ik willen dat (de maxime van) mijn handeling tot algemene wet verheven wordt?

3. Men moet een mens nooit alleen als middel maar ook altijd als doel behandelen.

Voorbeeld1: Iemand ziet zich door nood gedwongen geld te lenen. Hij weet wel dat hij niet zal kunnen terugbetalen, maar realiseert zich ook dat hem niets geleend zal worden zonder zijn vaste belofte het op een bepaalde tijd terug te betalen. Hij heeft zin zo'n belofte te doen. Maar hij is nog zo gewetensvol zich af te vragen: is het niet ongeoorloofd en strijdig met de plicht zich op een dergelijke manier uit de nood te helpen?

Voorbeeld 2: Je zou (voor jezelf) überhaupt niet mogen liegen (omdat je dan je eigen rede corrumpeert)

Voorbeeld 3: je mag de ander nooit slechts als middel maar altijd ook als doel op zich moet beschouwen (terwijl je daar geen uitzonderingen op toelaat).

Hypothetische imperatief:

De hypothetische imperatief dankt zijn naam aan het feit dat het te maken heeft met een wetenschappelijk te begrijpen oorzaak-gevolg relatie. In de wetenschap bestaan geen absolute zekerheden, elke menselijke zekerheid wordt in de wetenschap verondersteld eigenlijk slechts een theorie of hypothese te zijn.

1. Betreft een praktisch behoren, afhankelijk van de wensen van het individu. Wat zou moeten is afhankelijk van de situatie

Voorbeeld: je mag niet liegen want anders verlies je je goede naam (het achterliggend doel is hier de goede naam).